Persberichten

do 9 sept. 2021 door Jos Meijer

Het Groot Nicolaaskoor zingt weer

Vraag een willekeurig lid van het Groot Nicolaaskoor wat zij het meest gemist heeft door de strenge maatregelen tijdens de coronaperiode, en het antwoord luidt waarschijnlijk: zingen! Helaas, zowel het jaarlijkse herdenkingsconcert bij de Dodenherdenking op 4 mei als het feestelijke kerstconcert in december kon in 2020 niet doorgaan. Het 4 mei-concert in 2021 ook niet.

 

Zingen in groepsverband mocht niet, want zelfs op een afstand van anderhalve meter is aerosoleren onverstandig. Dus koren zochten naar alternatieven om de zaak in gang te houden. Zo ook het Groot Nicolaaskoor. Er werd via Zoom gerepeteerd. Maar dat viel niet altijd mee, met onstabiele wifi-verbindingen en vaak niet zo best geluid. Bovendien, wie wil nu alleen zichzelf horen bij al die prachtige muziek? De belangstelling was niet overweldigend. Vele koren in Nederland zullen voor hun bestaan gevreesd hebben.

Gelukkig zijn de maatregelen nu verlicht. Het Groot Nicolaaskoor leeft nog en zingt weer. Om zingen met covid-restricties mogelijk te maken, verhuisden de repetities van het vertrouwde en gezellige Doopsgezinde kerkje aan de Eemnesserweg naar de veel grotere Pauluskerk op de Brink. Daar zal het komende concert ook plaatsvinden. Deze ruimte is dus ook om die reden uiterst geschikt voor het repeteren.

De zangers moest een nieuw perspectief worden geboden. Daarom stelde dirigent Paul Mirck een prachtig concert samen voor de Advents- en Kersttijd. Van het middeleeuwse Gregoriaans via de Renaissance en de Barok (onder andere de Messe de Minuit van de Fransman Marc-Antoine Charpentier, misschien wel de beste Franse componist van de zeventiende eeuw), naar prachtige en bekende Engelse kerstliederen uit de twintigste eeuw, van componisten als Warlock en Holst.

Even leek het 25-jarig jubileumconcert van Paul Mirck in december 2019 het laatste te worden, maar gelukkig zingt het Groot Nicolaaskoor weer. Op 18 december a.s. is het Advents- en Kerstconcert, om 20 uur in de Pauluskerk op de Brink, en om iedereen de kans te geven de kennismaking met het koor te vernieuwen, met gereduceerde toegangsprijzen. Het Baarnse concertleven kan weer gaan bloeien.

Om nog even terug te komen op het eerder genoemde willekeurige lid: dat werd benoemd met “zij”. Dat is omdat het Groot Nicolaaskoor nog altijd een tekort aan mannenstemmen heeft. Bassen en vooral tenoren zijn er niet zo veel. Het koor nodigt daarom juist mannen uit om mee te komen zingen. Repetities zijn op dinsdagavond van 8 tot 10.

_______________________________________________________________________________________________________________________________________

Paul Mirck 25 jaar dirigent Groot Nicolaaskoor
Paul Mirck is 25 jaar dirigent van het Groot Nicolaaskoor in Baarn. Op zondagmiddag 8 december 2019 vierde het
koor dit jubileum met een feestconcert in de Nicolaaskerk. De muziek hiervoor is door Paul zelf uitgekozen.
Het is zijn vijftigste concert met het GNK. Paul vertelt over zijn keuze voor Bach, over de ontwikkeling van het koor
en zijn eigen muzikale geschiedenis.

door Inge Tacke
Image2
Het jubileumconcert
“Ik werd voor mijn gevoel teruggetrokken naar Bach”

“De vraag was: wat vind ik nou nog mooi om met het koor te doen? Feestelijke muziek moest het natuurlijk zijn. Ik dacht direct aan Bach of Händel. Vivaldi is ook nog langs gekomen. Los van componistennamen wist ik dat het barok moest worden. Daarin voel ik me zelf het sterkst en het koor kan dat goed aan.
Eerst ging The Messiah door mijn hoofd. Feestelijk, groot stuk. Andere stukken van Händel heb ik ook overwogen. Maar ik werd voor mijn gevoel teruggetrokken naar Bach.
Ik wilde met een orkest werken. Daarbij dacht ik aan het succes van de Hohe Messe twee jaar geleden. Voor sommige mensen misschien te moeilijk, maar het is toch heel goed uitgepakt. Zo’n groot, ambitieus project brengt het koor op een hoger plan. Het Weihnachtsoratorium was ook heel mooi geweest om te doen. Maar het Magnificat is ook feestelijk en dat kun je combineren met andere stukken omdat het niet zo lang is. Ik kwam op het motet Jesu meine Freude omdat ik ook een stuk wilde waarin het koor de ‘lead’ heeft. Ik vind het interessant om op zoek te gaan naar lijnen in zo’n concert. Ik ben op internet gaan zoeken naar stukken die daar bij pasten van andere componisten uit de familie Bach. Carl Philip Emanuel, één van de zoons van Johann Sebastian, heeft ook een mooi Magnificat geschreven. Nog even een wild idee gehad om beide Magnificats van vader en zoon te combineren, maar dat paste qua tijd niet. En toen vond ik bij een oudoom, Johann Michael Bach, die leefde van 1648 tot 1694, een dubbelkorig stuk voor acht stemmen en continuo met de tekst en muziek van Jesu meine Freude. Het was voor mij een ontdekking dat daar precies dezelfde melodie in zat. Dat zie je niet meteen in de titel, want het motet heet Halt was du hast. Dat zijn leuke momenten als je zoiets ontdekt. Toen heb ik er nog een tweede stuk bij gezocht van Johann Michael, van wie vooral motetten bekend zijn. Zo werden het twee stukken van de voorouder van Johann Sebastian Bach, gecombineerd met zijn motet Jesu meine Freude en het Magnificat. In mijn voorstelling zat er een pauze in het programma, maar dat is om logistieke redenen in de Nicolaaskerk heel lastig. Daarom is gekozen voor een feestelijke receptie na afloop. Er zit nu wel een natuurlijke ‘break’ in het concert. De eerste drie stukken zijn alleen voor koor en continuo. Dan zit het orkest niet op het podium. We halen dan het koor naar voren. Daarna is er een changement dat tien a vijftien minuten duurt omdat het orkest moet worden opgesteld en het koor daarachter op het podium. Dan blijft iedereen in de kerk zitten. Er is daar genoeg te zien. Dus zo gaan we het doen.”

Johann Sebastian Bach (1685 – 1750)
“Bij Bach is er altijd meer diepgang”

“Het koor is wel groot voor dit soort muziek, maar niet té groot. Bach heeft nooit zoveel zangers tot zijn beschikking gehad. Voor mij is het een uitdaging om deze stukken met een oratoriumkoor, met amateurzangers en liefhebbers, qua lichtheid, dictie en helderheid als een kamerkoor te laten klinken. 
Bach steekt voor mij boven alles uit. The Messiah is een mooi feestelijk stuk, maar het is toch wat ‘platter’. Bij Bach is er altijd meer diepgang. Hoe hij zijn contrapunt, de meerstemmigheid benadert, dat is zoveel gelaagder dan welke tijdgenoot of andere componist ook. De manier waarop hij met zijn tekst omgaat getuigt van veel geloof. Dat vind ik enorm waardevol. Ik proef die zeggingskracht er doorheen.
Van de ene kant heeft Bach een nogal mathematische aanpak. Er zijn niet zoveel mensen die niet van Bach houden, maar zij die kritisch zijn zeggen toch meestal dat ze zijn werk te schematisch vinden: dat hij eerst de structuren heeft bedacht en daarna pas het ‘gevoel’. Maar ik denk juist dat Bach zo groot is omdat hij gevoel en techniek aan elkaar weet te koppelen. Er zijn ontzettend veel mensen die deze muziek waarderen zonder dat ze weten hoe een fuga of meerstemmigheid in elkaar zit. Dat is natuurlijk het wonder van de muziek. Hoe komt het nou dat ik tranen voel opkomen, ook al hoor ik het voor de honderdduizendste keer. Daar moet ik voor oppassen als dirigent: ik moet natuurlijk wel iets met die emotie, maar daarnaast vooral ook leiding geven. Dat geldt ook voor zangers: als je overmand wordt door de schoonheid en niet meer kunt zingen, dan schiet het zijn doel voorbij. Je kunt er aan de andere kant ook naar op zoek zijn, naar dat balanceren tussen emotioneel ervaren van de muziek en professionaliteit. Dat leer je door ervaring en daarvoor zet je techniek in.
Alle Bachs waren organist en cantor en componeerden daarnaast ook. De stukken van Johann Michael hebben een heel andere stijl en sfeer dan het werk van de latere en veel bekendere Bach. Maar je moet je ook bedenken dat de 18e eeuwer Bach ook anders componeerde dan zijn tijdgenoten. Dat is de reden dat hij minder geliefd was in zijn tijd dan wij ons nu kunnen voorstellen. Toen er in Leipzig in 1723 een vacature was en men een nieuwe cantor zocht voor de Thomas Schule, was zijn naam de derde op het lijstje na de toen veel bekendere Telemann en Graun.
De complexiteit van de muziek van Bach ging misschien in zijn tijd wel wat ten koste van het ‘gebruiksgemak’. Hij ging op zoek naar de grenzen van de harmonie. Die enorme orgelstukken die hij maakte zijn misschien wel te complex. Dat kunnen we bijna niet meer aan. Aan de andere kant improviseerde Bach net zoals hij componeerde. Hij kon makkelijk twintig minuten improviseren op een opgegeven thema. Daar was hij zeer beroemd en geliefd om. Die virtuositeit werd wel gewaardeerd.
Ik vind die andere, meer sobere stijl van Johann Michael interessant. Hij was misschien traditioneler, componeerde meer statisch, in de stijl van Schütz. Technisch is zijn muziek niet bijzonder complex, maar wel een uitdaging om goed te zingen.”

Het koor
“Als het toen Mozart was geweest, had ik het misschien een brug te ver gevonden”

“Ik ben in Baarn terecht gekomen door een vriend, Kees Velthuis, die docent was aan de opleiding Muziektherapie in Amersfoort. Zij hadden tijdelijk een docent nodig omdat een collega ziek was. Wij logeerden wel eens bij Kees en Martie Velthuis in Baarn. Zelf woonden we toen in Hoorn, waar ik muziekdocent was. We vonden hier in Baarn een mooi huis. Mijn eerste vouw heeft ook altijd gezongen en zij ging op zoek naar een koor in Baarn omdat ze graag wilde zingen in haar nieuwe woonplaats. Ik had op dat moment in Hoorn en Amsterdam nog koren en ik begon toen met een koor op de Veluwe. Mijn vrouw kwam bij het Groot Nicolaaskoor terecht, bij Hans Linnartz, mijn voorganger. Ik ging soms mee op koorreis. Stilletjes dacht ik wel eens; als Hans een keer stopt wil ik wel solliciteren. En toen kondigde Hans aan dat hij na vijftien jaar ging stoppen omdat hij een baan vond in Zwitserland, in Basel. Ik liet weten dat ik wel kandidaat wilde zijn. Ze hebben drie proefdirecties gedaan. En toen ben ik het geworden. Hans heeft in 1994 afscheid genomen met The Messiah. Ze hadden op dat moment voor 4 mei 1995 al de Messe des mort van Jean Gilles geprogrammeerd. Dat stuk kende ik niet, maar ik ben opgeleid als blokfluitist en op mijn eindexamen conservatorium speelde ik Franse barokmuziek. Dat is echt anders dan Duitse en Italiaanse barok. Dat stuk van Gilles leek me dus leuk want die muziek lag me wel. Nu vind ik Mozart ook heerlijk, maar als het toen Mozart was geweest had ik het misschien een brug te ver gevonden.
Toen Hans afscheid nam was het koor ongeveer net zo groot als nu, maar toen ik begon werd het kleiner. Dat heb je altijd als een dirigent weggaat. Mensen die wat ouder worden, vinden het dan mooi geweest. En natuurlijk ook mensen die erg aan zijn manier van werken hingen, die zagen dat niet zitten met een nieuwe dirigent. Ik had wel een andere manier van werken. Hans deed nauwelijks aan inzingen. Ik ben veel meer een zanger-dirigent omdat ik zelf ontzettend veel gezongen heb en ook graag zing. Ik zing veel voor. Hans had altijd een begeleider op piano die alle repetities begeleidde. Daar was ik vrij rigoureus in want dat wilde ik niet. Dan gaat alles als een piano klinken. Dus ik was een dirigent die met stemvorming begon. Daarmee maakte ik het wel eens te gortig voor sommige leden. Maar ik heb altijd het gevoel gehad: daardoor kunnen we moeilijkere stukken aan, en houden wat oudere stemmen stand. Ik gebruik de piano wel als begeleiding, maar zodra een partij het een beetje kan, dan speel ik er een andere partij onder om de zelfstandigheid van het zingen te stimuleren. Dat heeft ook nadelen. Als mijn broer Michiel er bij is om op piano te begeleiden, kun je makkelijker zingen en zit er meer tempo in een repetitie. Het klinkt veel meer ‘af’. Maar het koor is er dan aan gewend een dirigent te hebben die speelt en die dus niet dirigeert; alleen af en toe een hand omhoog doet. Als Michiel er is om te begeleiden, dan zijn ze niet meer gewend om te kijken. En de taak van een dirigent is toch om de boel bij elkaar te houden en goed onder elkaar te krijgen, om te versnellen of te vertragen, dynamiek aan te brengen. En als mensen niet kijken dan lukt dat niet.  
Wat ik echt als een kwaliteitsverbetering in het koor zie is dat a capella zingen nu kan. Dat was in het verleden geen optie en werd gewoon niet gedaan. Dat we dat af en toe kunnen doen, of zo’n koormotet met alleen continuo, vind ik winst. De dictie is ook echt vooruit gegaan. Ik heb de overtuiging dat de muziek beter gaat klinken als je serieus met de uitspraak bezig bent. Echt verstaanbaar wordt het nooit, maar de lijnen worden beter gezongen. Het helpt bij de zuiverheid.
Het evenwicht in het koor is beter dan het was, ondanks de onevenwichtige aantallen per stemgroep. Ik hoop dat ik een dirigent ben die mensen leert te luisteren naar elkaar zodat je de muziek kunt gaan begrijpen.
Natuurlijk is het koor gemiddeld ouder geworden. De vader van Willem Vonk heeft het GNK opgericht. Willem heeft nog oude geluidsbanden met opnamen van het koor uit de jaren zeventig. Dat is natuurlijk geen beste kwaliteit meer, maar je hoort dat het jongere, heldere stemmen zijn dan wij nu hebben. Je merkt dat het bij zo’n groot concert helpt als je er een paar jonge stemmen bij hebt. Dat trekt het hele koor op.
Ik heb ingevoerd dat we met authentieke barokinstrumenten zijn gaan werken. Die instrumenten hebben een lagere stemming en klinken daardoor anders dan moderne instrumenten. Het geluid is nasaler, minder helder en strak. Dat vind ik erg mooi.
Met Eik en Linde werk ik al heel lang, hoewel niet vanaf het begin. Het is een kerngroep van vooral strijkers en daar omheen een wisselende groep houtblazers. Met name de koperblazers worden apart uitgenodigd. Er is een pool van mensen waar zij vaker mee spelen.
Mijn broer Michiel is er vanaf het begin bij geweest. Eigenlijk is het dus ook zijn jubileum. Hij begeleidt zo nu en dan repetities en speelt bij concerten altijd orgel.
In het repertoire van het Groot Nicolaaskoor is niet heel veel veranderd, hoewel we de laatste jaren wel verder zijn gegaan dan de barok en de tijd van Mozart en Haydn direct daarna. We hebben uitstapjes gemaakt naar de 19e eeuw met Rheinberger, Liszt en Rossini en naar de 20ste eeuw met Duruflé, Pinkham en Pärt.
Dat zijn stappen die ik zelf ook heb moeten leren zetten. Die muziek stond ver van me af en kende ik ook niet goed. Soms heb je dan mensen in het koor die er niet zoveel van houden en dan vraagt het rust en overreding om mensen die muziek toch te laten leren kennen.
Soms is het jammer dat we met het GNK alleen religieuze muziek kunnen doen. Zo staat dat nu eenmaal in de statuten. Daarom geen kleine barok opera’s, zoals  van Purcell. En ook geen Mendelssohn, die fantastische wereldlijke muziek heeft gemaakt die leuk is om te zingen en om naar te luisteren. Wel hebben we de laatste  jaren concerten gegeven op andere plekken in Baarn. De Nicolaaskerk is prachtig voor grote concerten met een orkest, maar voor kleinere ensembles is die ruimte minder geschikt. Dan is het fijn om naar de Pauluskerk of de Paaskerk uit te kunnen wijken.  Daar is de sfeer intiemer en heb je meer contact met je publiek. Die afwisseling vind ik interessant.”

De muziek
“Als mijn klasgenoten in de pauze gingen roken, zat ik in de kapel blokfluit te spelen”

“Ik leef van en met muziek. Ik ben er in geboren, in een gezin waarin muziek altijd de boventoon voerde. Mijn vader was professioneel kerkmusicus, dirigeerde een kerkkoor, had een huiskamerkoortje en zong zelf ook in een koor. Mijn moeder deed als amateur ook veel aan muziek en nam na mijn vaders dood tot ieders verbazing zijn kerkkoor over. We waren met vier jongens en een meisje. Bij ons was het normaal en hoorde het bij de opvoeding dat je een instrument ging spelen, net zoals in andere gezinnen alle kinderen voetballen. Dus we hebben allemaal les gehad. Mijn jongste broer Michiel en mijn broer Piet, die ouder is dan ik, gingen alle drie naar het conservatorium. Mijn broer Joep heeft als amateur piano gespeeld, maar doet er nu niets meer mee. Mijn zus Maria, die helaas is overleden, was een goede amateur gamba- en blokfluitspeler.
Ik ben begonnen met blokfluit toen ik zes was. De meeste mensen houden het bij een jaar blokfluit en gaan dan iets anders doen. Maar ik vond het leuk en ik had ook een leuke lerares. Mijn ouders stimuleerden het dat ik door ging met blokfluit. Als mijn klasgenoten in de pauze gingen roken, dan zat ik in de kapel blokfluit te spelen. Misschien wel een beetje een raar jongetje. Ik heb nooit een periode gehad waarin ik iets anders wilde dan muziek. Ik had geen behoefte me daar tegen af te zetten.
Mijn vader had het leuk gevonden als ik kerkmusicus was geworden, net als hij.  
Maar dat kon ik voor mijn gevoel niet omdat ik niet meer ging geloven. Dat was voor mij een keus die voortkwam uit respect voor mijn vader, die dat wel vanuit zijn geloof deed. Omdat ik dat zelf niet zo kon, wilde ik die weg niet op. Door onze opvoeding is de religieuze muziek natuurlijk wel goed binnengekomen, vooral bij Michiel en mij. En Je kunt zeggen dat ik daar wel in ben blijven hangen. Ik maak best veel kerkmuziek. Ik heb ook wel andere dingen gedaan, maar er zit wel een kern in die in mijn jeugd gelegd is.
Mijn broers en ik werden door mijn vader wel naar een ander jongenskoor gestuurd, in de Agneskerk in Amsterdam. We zongen dus niet bij hem. Dat heeft veel bijgedragen aan mijn ontwikkeling: de manier waarop we in dat jongenskoor kennismaakten met muziek, met name renaissance muziek zoals Palestrina. In Gregoriaans ben ik niet echt goed geworden, zoals mijn vader en Michiel, maar het heeft me wel gevormd want ook dat heb ik gedaan.
Michiel is organist bij drie kerkkoren in Amsterdam. Eén van die koren zocht tijdelijk een dirigent. Daarvoor vroeg Michiel mij omdat ik sinds begin dit jaar met pensioen ben.  Dat vind ik een leuke uitdaging. Ik moet me daarvoor wel verdiepen in de Nederlandse kerkliturgie, want dat staat ver van me af. Maar voor drie maanden vind ik dat wel interessant en ik heb nu tijd om me er in te verdiepen. Dat zou ik vroeger misschien niet gedaan hebben.”
_____________________________________________

FOTO:

1541

____________________________________________

LOGO:
Image trans4a